DE COULISSEN VAN EEN UTOPIE
AANTEKENINGEN BIJ DE FOTO'S
VAN ANNEMIE AUGUSTIJNS
PETER VERMEERSCH
Download pdf
GORDIJN
Deze foto's zijn genomen in een gebied dat gedurende een groot deel van de voorbije eeuw
achter een gordijn lag. Het leek er donker, de ramen waren dicht. In de veranderlijke
beeldspraak van de internationale politiek waren weinig metaforen zo bestendig als dat van
het gordijn dat van ijzer was. Toen Churchill in maart 1946 deze omschrijving bedacht, leek
ze meteen ook een werkelijkheid te worden. Ze ontnam een uitzicht. Doorheen dit gordijn
viel niet meer te kijken, alles wat erachter lag, was voorgoed opgeborgen in een sfeer die
ons vervreemdde. Is het ijzeren gordijn vandaag helemaal opengetrokken? Is er nu zoveel
licht als deze foto's suggereren? Kunnen we nu echt weer kijken naar de andere kant?
Misschien heeft de uitbreiding van de Europese Unie de mentale geografie van het verleden
nog niet helemaal doen verdwijnen. Het gordijn is open, maar er hangt nog mist. Kijk naar
de gordijnen in deze foto's. In de interieurs van het communistische tijdperk is het gordijn
een belangrijk symbool voor de scheiding tussen de binnen- en de buitenkant, tussen de
private en de publieke ruimte. De vitrage gaf je van binnenuit een uitzicht op de publieke
ruimte zonder dat je zelf bekeken werd. Wie besefte dat dit een illusie van veiligheid was,
een parodie van wat een publieke ruimte moest zijn? En is de buitenwereld nu meer publiek?
Het gordijn was wantrouwen. In deze foto's hangen hier en daar gordijnen uit een tijd dat ze
de binnenruimte moesten afschermen. Maar vandaag schermen ze deze binnenruimte af wat
er zich buiten voltrekt. Ze zijn een draperie van roze golven of een voile van helwit licht.
We worden achtergelaten op de interieurs van een utopie. In deze foto's is niets meer
transparant, we kijken naar de rekwisieten van een verloren ideaal. De buitenkant is
onherroepelijk veranderd.
TAPIJT
Het interieur is een echo van de buitenkant. De televisietoestellen zitten verpakt in het
silhouet van een televisietoren. In de rode zetels herken je de contouren van een betonnen
cultureel centrum, de robuustheid ervan en de drang naar orde. In het tapijt herken je de
patronen van een geregisseerde natuur. De binnenkant is de buitenkant, maar dan beter
gecontroleerd, preciezer gearrangeerd. Nochtans is er met de overvloed van tapijt in deze
interieurs iets vreemds aan de hand. In Oost-Europa is het tapijt oneindig. Het ligt er in
kilometers, in landschappen, in woestijnen. Het ligt in vestibules, in woonkamers, in zalen,
in kasten, in keukens. Tapijten hangen aan de muur of zelfs aan het plafond. Het lijkt alsof
de zachtheid van het tapijt iets moet compenseren, misschien wel het beton waarop het ligt.
De harde grond wordt bedekt met tapijt dat op sneeuw lijkt die onbetreden blijft.
LICHAMEN
Waar is iedereen? We zien haardrogers maar ruiken de geur van de industriƫle shampoo niet
meer. We zien ballonnen zonder feest, lege tribunes voor een verloren ideaal. Deze ruimtes
ademen bestendigheid uit als waren het fossielen. Tegelijkertijd zie je in de combinaties van
voorwerpen, kleuren en decors de hand van de makers. Als dit de coulissen van een
maakbare samenleving zijn, dan valt in deze foto's het maakwerk op. Het is een volgehouden
eigenzinnige esthetiek. De ruimtes zijn op natuurlijke wijze artificieel. In maatschappijen
waar architectuur en interieurontwerp verstrengeld waren met het bewind, waar zelfs behang
en tapijt een kwestie waren van politiek, zelfs daar zien we structuren en meubilair in
volstrekt unieke, onverwachte combinaties. De personages die ooit door deze decors
wandelden zien we niet. Maar we zien wel hun sporen. De planten die ze water hoorden te
geven: ze zijn er nog. Ze wachten.
PLANTEN
Ze zijn niet van kunststof. Toch lijken ze niet te kunnen sterven. Ze groeien uit hun ruimtes,
ze eisen hun eigen plaatsen op. Ze hebben hun eigen logica. Ze horen bij deze ruimtes als
waren zij de enige die ze ook echt hebben bewoond. Personages die het ideaal nog kennen.
Hun bladeren drogen maar niet uit. Sommige gedijen zelfs bij het verval van een systeem.
Dit zijn geen planten, dit zijn acteurs.
LAMP
De lampen schitteren als sterren boven het ijs. In deze foto's staat het licht stil in de tijd
alsof het samen met deze landschappen verouderd is. De lampen zijn ontworpen om helder
te belichten, als boven een operatietafel of in een laboratorium. Dat is ook logisch. Hier werd
een experiment uitgevoerd: het collectief. Daarom is dit heldere licht ook een melancholiek
licht. Het experiment moest een ideaal bewerkstelligen, en daar werd naar verlangd:
stabiliteit en gelijkheid voor iedereen. Het was ook gebaseerd op een groot vertrouwen in
wetenschap en techniek, dat waren instrumenten die onvermijdelijk moesten leiden naar de
verwezenlijking van dat ideaal. Zowel het verlangen als het vertrouwen was oprecht.
Vandaag moeten vele mensen in Oost-Europa leven met de teloorgang van dit vertrouwen en
verlangen.
BETON
Het beton is hard en breekbaar tegelijk. Het is hard omdat het een breuk met het verleden
moest markeren. De betere betonnen architectuur in Centraal-Europa kwam er in een relatief
korte periode: van net na de Tweede Wereldoorlog tot ongeveer het midden van de jaren
vijftig, het einde van de stalinistische periode.
De oorlog had een groot deel van Centraal-Europa verwoest en liet daardoor ruimte voor
grootschalige opbouwprojecten. De Sovjet-Unie wilde haar invloed in Centraal-Europa
voelbaar maken door de dagelijkse leefomgeving van de bevolking radicaal te herontwerpen.
Steden werden gereorganiseerd in zones van nutsvoorzieningen, ontspanning, politiek en
industrie. Dat leverde grote wooncomplexen en monumentale boulevards op, maar ook
groene ruimtes, speeltuinen, korte afstanden naar werk en school. In de socialistischrealistische
steden vormden ontwerp, planning en architectuur samen een manifest voor een
nieuwe samenleving. Het stedelijke landschap was het theater van een totalitaire ideologie.
Na het stalinisme werd de architectuur steeds minder een kwestie van ideologie en steeds
meer een zaak van economie. De kwantiteit primeerde op de kwaliteit. Meer dan ooit was de
benarde stand van zaken af te lezen aan de staat van de gebouwen. De maakbare utopie
werd een gereproduceerde utopie, een al te vaak gekopieerd ideaal. Daarom is het beton in
deze foto's ook breekbaar en liggen deze ruimtes in de schaduw van een lange strijd tussen
het uitoefenen van architecturale controle en het ontsnappen eraan. In deze beelden wordt
gewapend beton bedekt met een nevel die de idealen vager maakt. Barsten doen ons aan
vergankelijkheid denken. Langzaamaan raakt het beton omgeven door oncontroleerbaar
groen. Het onkruid dringt er doorheen.
SNEEUW
Sneeuw zet een landschap stil. Er bestaat een grote verwantschap tussen 'sneeuw' en deze
fotografie. Ze bedekt het bestaande met een laag en haalt een beeld weg uit de tijd. Deze
foto's portretteren landschappen nog voor de dooi is ingezet. Net als 'ijzeren gordijn' is 'dooi'
een term uit het politieke lexicon van de twintigste eeuw. Dooi betekende verandering, maar
ook chaos en verwarring.
Het lijkt een nieuw begin aan te kondigen, maar zo ziet het er niet altijd uit als je er midden
in zit. Dooi is vaak ook modderig. Vandaag zijn de maatschappelijke veranderingen in de
nieuwe lidstaten van de Europese Unie immens en fundamenteel. Ze hebben het uitzicht van
de steden en het platteland in grote mate veranderd. Vandaag is Centraal-Europa
beweeglijker dan ooit tevoren. In een hels tempo veranderen de vormen. De gebouwen, de
ruimtelijke indeling, de kleuren, alles in het landschap en in de interieurs ondergaat een
metamorfose. De sneeuw laat ons nog even stilstaan in een tijd van stroomversnelling.
Restproblemen uit het tijdperk van het gedeelde Europa vermengen zich met de actuele
problemen van het verenigde Europa. Sneeuw. Dooi. Modder...
Kijk naar deze foto's. In een tijdperk van snelle verandering brengen ze geduld op voor de
onherroepelijk verouderd lijkende ruimtes uit het recente verleden. Ze proberen deze
ruimtes te begrijpen, voor ze definitief verdwenen zullen zijn.